Rachelle Abbas
Rachelle Abbas Life 13 mei 2021
Leestijd: 6 minuten

Nachtboek van Maud #41: ‘Kunnen we het alsjeblieft nog eens proberen?’

Als Maud samen met Jessie tijdens Koningsdag op stap gaat met Tom en Levi, die ze net hebben leren kennen, lijkt het één en al feest te worden. Een paar dagen eerder had Maud namelijk nog stomende seks met Levi op het dakterras van een huis waar een knalfeest werd gehouden. Ook het vriendje van Jessie, Dylan, kan het goed met de jongens vinden. Maar als ze op de feestdag eenmaal op straat aan het feesten zijn, blijkt Levi nogal last te hebben van een kwade dronk. Hij zoekt ruzie, waarna er een vechtpartij ontstaat waar ook Maud bij betrokken raakt. En als ze even later verbluft op een stoepje zit, blijkt haar telefoon gestolen…

Klotezooi. Nu stromen de tranen dus wél uit mijn ogen. Al die lieve appjes van Sam, al die foto’s die we samen genomen hebben. En trouwens, niet alleen de foto’s met Sam, ook mijn foto’s uit Barcelona en mijn eerste weken in het restaurant… alles is weg. Ik ben zo’n sukkel die nooit een goede back-up maakt (één van de vele sukkels toch?) en haar foto’s niet op iCloud wil, omdat ik bang ben ooit gehackt te worden. Niet dat ik iedere dag foto’s van mijn kaalgeschoren flamoes maak ofzo, maar het ís wel eens voorgekomen en die foto’s heb ik liever nooit ergens op een website omdat ik zelf zo’n idioot ben geweest die niet wist dat ze nog bestonden.

Overigens zie ik als ik om mij heen kijk geen spoor meer van Levi en ook Dylan, Tom en de vriendin van Tom zijn nergens meer te bekennen. Jessie staat voor me en lijkt nog steeds alles behalve het toonbeeld van rust. De mascara zit tot op haar kin van het huilen, ze loopt telkens rondjes als een opgefokte kip en jammert enkel dingen als ‘Omg, omg’ en ‘Wat moeten we nou doen?’. Niet heel erg van waarde dus op dit moment.

We besluiten om naar het politiebureau te gaan. Hoewel ik mezelf weinig kans geef dat ik mijn telefoon ooit nog terug zie, kan aangifte doen nooit kwaad en mijn dag is nu toch al volledig naar de gallemiezen.

Eenmaal aangekomen was het er een drukte van belang. In de gang staat een duidelijk stomdronken man heel veel moeite te doen om zichzelf overeind te houden. Op een bankje zit een meisje van onze leeftijd, eveneens in tranen. Ik durf haar niet te vragen wat er is gebeurd. Straks heeft ze een emotionele uitbarsting terwijl ik hier zelf nou ook niet bepaald springend van blijdschap met een feestmuts op in het rond aan het springen ben.

We nemen plaats op een bankje om te wachten op ons beurt. Jessie is inmiddels gestopt met hysterisch doen en is druk aan het appen. Bij gebrek aan telefoon begin ik maar alle teksten en opsporingsbevelen die in de ruimte hangen te lezen. Terwijl mijn blik gedachteloos van hoofd naar hoofd verspringt, vraag ik mij af waar Levi en Dylan toch gebleven zijn?

Dan komt er iemand de kamer binnengelopen. Mijn hart maakt een salto en voordat ik het weet spring ik met een kreetje op: het is Sam! Met een bezorgde blik haast hij zich naar mij toe en pakt hij mij stevig vast. ,,Wat doe jij nou hier?” vraag ik hem verbaasd, maar dolblij. ,,Jessie heeft me geappt”, zegt Sam. Ik kijk naar Jessie, die met een hoofd zo rood als mijn favoriete kleur nagellak van Chanel terugkijkt. ,,Ja, eh… ik dacht dat je zijn steun wel kon gebruiken”, brabbelt ze, duidelijk peilend of ik de verrassing wel kan waarderen. ,,Dat heb je goed gedacht”, zeg ik met een glimlach.

Als we na twee uur eindelijk aangifte hebben kunnen doen en het politiebureau verlaten, besluiten we met zijn drieën dat het wel leuk geweest is in Amsterdam. Om de feeststemming niet helemaal te laten bederven pakken we op Centraal Station de trein naar Haarlem, waar we op een terras neerploffen voor een drankje en een stukje genietings van de laatste zonnestralen. Tot die tijd loopt het als vanouds. Sam en ik kletsen aan één stuk door over van alles en nog wat. Jessie loopt het café in om ‘te plassen en drank te bestellen’, maar ik weet dat ze het stiekem alleen maar doet om mij en Sam even alleen te laten. Ondertussen is ze al die tijd druk bezig met appen met Dylan, die ze inmiddels te pakken heeft weten te krijgen.

Dylan is met Levi meegerend toen die er vandoor ging, maar hij is hem ergens op de grachten kwijtgeraakt, vertelde hij aan Jessie. Wat er precies met Levi gebeurd is weet hij niet. Het kan mij eigenlijk vrij weinig schelen. Ik ben nu met Sam en ik wil dankbaar gebruikmaken van de paar minuten die wij alleen hebben.

,,Hoe gaat het met je?” vraag ik voorzichtig aan Sam. Hij kijkt een beetje sipjes. ,,Het gaat wel hoor, met jou?” vraagt hij. Opeens is de sfeer een tikkeltje ongemakkelijk en voel ik dat de kans op een plaatselijke regenbui op mijn gezicht toeneemt. En ja hoor, daar beginnen mijn tranen te biggelen. Great. ,,Niet zo goed”, jammer ik. ,,Ik mis je Sam! Ik weet dat ik het verpest heb, maar kunnen we het alsjeblieft nog een keer proberen? Het feit dat je hier nu bent zegt toch al dat je nog om me geeft?”

Jessie komt teruggelopen en we moeten ons gesprek staken. ,,We hebben het er later over Maud”, mompelt Sam nog, terwijl Jessie – duidelijk gegeneerd over haar moment van terugkomst – naast hem plaats neemt en twee wijn en een biertje neerzet. Ik veeg mijn tranen weg en probeer het gesprek weer op gang te brengen door te vragen waar Sam allemaal naartoe gaat met het festivalseizoen.

Terwijl we beiden onze party-agenda opnoemen, scrollt Jessie nog steeds gedachteloos door haar telefoon. Opeens staat ze op. Haar ogen zijn groot en ik haar gezicht ziet witjes. ,,Wat is er Jes?” vraag ik geschrokken. ,,Eh, kun je even meekomen?” vraagt ze aan me. Een beetje verbaasd stem ik toe en loop ik achter haar aan, richting de wc’s.

,,Wat is er nou Jes. Je doet raar!” zeg ik tegen haar als we in het toilet staan. ,,Maud…”, zegt ze. Haar ogen staan paniekerig en ik zie dat wat er ook aan de hand is, Jessie in ieder geval echt niet meer weet wat ze met haar paniek aan moet. ,,WAT?!` roep ik uit, vol frustratie over het feit dat ze niet gewoon meteen zegt wat er aan de hand is.

,,Het dakterras… jij en Levi? Jullie staan op internet…”